In zijn inleiding op The Vintage Book of Indian Writing 1947-1997 komt Salman Rushdie tot een verrassende vaststelling. Bij het opmaken van de balans van een halve eeuw proza in een onafhankelijk India, moet hij constateren dat de indrukwekkendste werken afgeleverd werden door Indiërs die in het Engels actief waren, in plaats van in een van de zestien officiële talen. Hij concludeert dat de belangrijkste bijdrage die zijn landgenoten (sinds de onafhankelijkheid) tot de wereldliteratuur geleverd hebben, de Indo-Engelse literatuur is. Een ophefmakende uitspraak op basis van een beperkte literaire vertaaltraditie naar het Engels. Wel wordt hiermee de populariteit van de Indo-Engelse literatuur in het Westen benadrukt, waarvan Monica Ali met Brick Lane een van de nieuwste vertegenwoordigers is.
De postkoloniale Indo-Engelse literatuur heeft zijn wortels in het Indische subcontinent, dat deel uitmaakte van het Britse imperium. Wat vele van deze auteurs gemeen hebben, is het feit dat ze hun originele vaderland lang geleden vaarwel zegden, uitweken naar en vaak gedeeltelijk opgevoed werden door de Britse maatschappij. De jongste ontwikkeling hierbij is het aantreden van een hybride generatie kinderen van migranten. Tot wanneer kunnen we immers spreken van Indo-Engelse stemmen? Misschien zitten we al in een overgangsfase naar een nieuwe multiculturele traditie die integraal deel uitmaakt van de Engelse literatuur. Hoe moeten we anders auteurs als Hari Kunzru of Zadie Smith definiëren?
Wat afkomst betreft, zijn de Indo-Engelse auteurs vrij verscheiden te noemen, met niet alleen India als thuisland, maar ook Pakistan, Bangladesh en andere landen uit Oost-Azië. Thematisch en stilistisch zijn er echter toch wel enkele hoofdlijnen te trekken. Dat de meesten van hen niet in hun land van oorsprong gebleven zijn, is hierbij een belangrijke factor. Enerzijds creëerden ze daarom vaak in hun werk wat Rushdie ooit "imaginary homelands" noemde in zijn gelijknamige bundeling van essays en kritieken uit de periode 1981-1991. Met A suitable boy (1994) bv., schreef Vikram Seth een mooi liefdesverhaal waarin een geschikte huwelijkskandidaat voor Lata gezocht wordt, en tegelijk ook een indrukwekkend epos van ca. 1500 bladzijden waarin een episode Indische geschiedenis beschreven wordt. Het vorig jaar voor de Booker shortlist genomineerde Familiekwesties van Rohinton Mistry bestrijkt drie generaties van een Parsi familie in Bombay. David Davidar schreef met Het huis van de blauwe mango's eveneens een familiesaga met op de achtergrond de aanloop naar de Indische onafhankelijkheid. De god van kleine dingen van Arundhati Roy is een prachtige poëtische evocatie van India. En in Middernachtskinderen van Salman Rushdie lopen de eerste dertig jaren van de nieuwe Indische republiek parallel met hoofdpersonage Saleem Sinai.
Bij andere schrijvers, of in andere boeken, is er telkens opnieuw de confrontatie tussen de nieuwe en de oude identiteit. Tot welk land behoort de migrant? Waar kan en wil hij bij horen? Voor een originele bewoner van een ex-kolonie die in het oorspronkelijke moederland arriveert, is deze confrontatie natuurlijk extra pijnlijk. De Engelsen vertegenwoordigden vaak het topje van een erg klassegevoelige maatschappij. Rushdie exploreerde deze problematiek in de verhalenbundel Oost West, maar ook in De duivelsverzen is dit een van de centrale thema's. In De poseur van Hari Kunzru wordt het hoofdpersonage een kameleon, die probeert om onherkenbaar Engels te worden, en daar ook in slaagt, maar mede daardoor totaal oninteressant wordt voor de Engelse vrouw op wie hij verliefd is. Ook Saladin Chamcha uit De duivelsverzen moet terug naar zijn roots voor hij zijn grote liefde vindt.
Stilistisch zijn er eveneens enkele lijnen te trekken. Vikram Seth en Salman Rushdie worden regelmatig gezien als twee polen, mentoren binnen de Indo-Engelse traditie. Rushdie staat voor de picareske, ironische, ook wel post-moderne aanpak. Seth is meer conventioneel, klassieker. Zijn tweede roman, Verwante stemmen, bevat trouwens geen verwijzingen meer naar zijn Indische achtergrond.
Brick Lane, het veelbelovende debuut van Monica Ali dat vorig jaar uitkwam, is mooi binnen de Indo-Engelse literatuur te plaatsen. Ali zelf werd in Bangladesh geboren, maar groeide op in Engeland. In Brick Lane vinden we opnieuw het thema van de Oost-Westconfrontatie terug. Nazneen is achttien wanneer ze naar Engeland gestuurd wordt om te trouwen met de veel oudere Chanu. Daar komt ze terecht in Brick Lane, een wijk die overwegend door Bangladeshi bewoond wordt. Chanu wil zo snel mogelijk een spaarpotje aanleggen en zijn vrouw en dochters opnieuw naar het land van herkomst meenemen. Hij maakt echter wel meer plannen die hij door verkeerde beslissingen of een gebrek aan initiatief en doorzetting niet kan waarmaken.
Voor Nazneen is Bangladesh niet echt het beloofde land. Haar moeder pleegde er zelfmoord, haar vader koppelde haar er aan een twintig jaar oudere onbekende, haar zus Hasina liep er met haar jeugdliefde van huis weg en via haar brieven ziet Nazneen haar van het ene ongeluk in het andere terecht komen. Via een verslag van Nazneens jeugdjaren en Hasina's brieven krijgen we dus wel een beeld van het thuisland van Ali, maar geromantiseerde herinneringen vinden we er niet terug. Geen rozengeur en maneschijn, zeker niet wat de rol van de vrouw betreft.
Azneen stelt zich nog voorzichtig onzeker op, maar haar twee tienerdochters willen de terugreis naar het Oosten helemaal niet ondernemen. Londen is de enige thuis die ze ooit gekend hebben. Ali is gelukkig even kritisch voor haar nieuwe thuisland. Brick Lane is immers gedeeltelijk ook het verhaal van de hele Bengali-gemeenschap ter plaatse, en hier manifesteren zich minstens evenveel problemen. Chanu en andere flatbewoners lenen geld van Mrs Islam tegen woekerrentes, kinderen van vrienden worden het slachtoffer van drugs, een vrouw sterft eenzaam, verwaarloosd op haar appartement. Sommigen zoeken hun heil in de islam, maar de oprichting daarbij van de Bengal Tigers lokt vrij snel rassenrellen tussen rivaliserende bendes uit. Ook al deze ontwikkelingen ontgaan Nazneen niet.
Naast de centrale tweespalt van Engeland als tijdelijke verblijfplaats of nieuwe vaderland stelt Ali het thema van het noodlot centraal. Oorspronkelijk hoort Nazneen in de koran en de verhalen van haar moeder de boodschap om zich neer te leggen bij wat haar overkomt, maar uiteindelijk wint het motto dat Ali het boek meegaf: "Iemands karakter is zijn lot." Zij zal zelf beslissen wat voor haar en haar familie het beste is, en ze zal er zorg voor dragen dat die nieuw verworven zelfstandigheid haar niet ontnomen wordt.
Brick Lane is niet alleen interessant als mooie illustratie van een eigentijds Anglo-Indisch auteur. Ali slaagt er eveneens in een knappe roman af te leveren, met universele thema's, sterke verhaallijnen en complexe en levensechte personages, die bovendien met veel humor op een erg levendige manier op papier gezet zijn.
Het verhaal van de Indo-Engelse literatuur is hiermee uiteraard niet uitverteld, en gelukkig maar. Deze bloeiende traditie wordt voortdurend aangevuld met blijken van nieuw talent, waar de Engelstalige literatuur alleen maar interessanter door kan worden. [Ingeborg Landuyt]
Verberg tekst