Afscheid nemen van een huis waarin je decennialang hebt gewoond? De ene mens kan het al met meer onthechting dan de andere. Schrijfster en ex-journaliste Ingrid Vander Veken (°1948) dacht dat het een makkie zou zijn, verhuizen van haar Berchemse burgermanswoning naar een nieuwe kleinere woning. Emoties bij het vertrekken? Daar zou ze amper last van hebben. 'Meer dan een koele minnares van deze muren en hun uitdijende inboedel was ik nooit geweest. Gelet op mijn aan onverschilligheid grenzend opportunisme zou eruit vertrekken kinderspel worden. Een hinkelsprongetje, meer niet.'
Het draaide anders uit. Op het moment dat er orde op zaken moet worden gesteld, slaat bij Vander Veken een milde vorm van vertwijfeling toe. Het pretentieloze maar statige huis in de Berchemse De Lescluzestraat blijkt haar nauwer aan het hart te liggen dan eerst vermoed. Het heeft zich onopdringerig tot in de diepste vezels van haar bestaan genesteld. 'Al die jaren is het blijven zwijgen, zonder een zweem van opstandigheid. Nu pas, nu de tijd tussen besluit en daad begint te lopen, laat het van zich horen. Of ben ik zo lang doof gebleven?'
In het autobiografische Wat overblijft volgen we de subtiele afscheidsrituelen van de ouder wordende Vander Veken, gegoten in een elegante vorm van literaire non-fictie. Tegelijk is dit een boek over een vrouw die nuchter de balans opmaakt van haar leven aan de hand van kamers, voorwerpen en gekoesterde momenten. Toen Vander Veken voor het eerst in het huis belandde, met de nog maagdelijk witte kamers, leek ze op de vlucht, elk moment paraat om weer te vertrekken. Hoe anders is het uitgedraaid?
Wat overblijft is uiteraard niet het eerste (en het laatste) boek waarin een huis de hoofdrol opeist. Denk bijvoorbeeld maar aan Gesloten huis (1994) van Nicolaas Matsier, het succesvolle 't Hooge Nest (2018) van Roxane van Iperen of Christophe Boltanski's bejubelde De schuilplaats (2015), waarin een Parijse familieresidentie het ware hoofdpersonage is.
Heelalletje
Vander Veken gaat impressionistischer te werk. In korte hoofdstukken - waarin ze soms van de hak op de tak springt of duchtig uitwaaiert - zijn we getuige van opruimsessies of van mijmeringen over de tuin, tegelmotieven, sleetse trappen en krakende deuren. Voorwerpen en bric-à-brac glijden monsterend door haar handen. Nog even zijn ze onverbrekelijk verbonden met de kasten en kamers waarin ze zich bevinden. 'Een nog niet uiteengespatte kosmos, een heelalletje op zijn retour', noemt ze het, deze afvallingskoers van spullen, boeken en kleren, richting containerpark en kringloopwinkel.
Maar herinneringen laten zich niet zomaar verwijderen, terwijl gedateerde landkaarten haar reislustige verleden activeren. Brieven leiden haar zelfs naar het huis van Jef Geeraerts, wiens verjaardagsfeest voor zijn zeventigste zij luister mocht bijzetten. En natuurlijk gaat Vander Veken, een tikje voorspelbaar, nog even spitten in de geschiedenis van de vorige bewoners van het pand, zonder daar veel mee aan te vangen.
Fraai aan Vander Vekens zorgvuldig getoonzette bespiegelingen zijn de talloze bruggetjes naar literatuur, kunst of actualiteit, de 'grote fond' waaruit ze put. Ze houdt bovendien een open oog op een razendsnel veranderende wereld, waarin het huis een vertrouwd baken bleek. Gaandeweg krijgt opruimen bijna filosofische dimensies: 'Is een interieur een zelfportret dat het diepste van jezelf uitdrukt, of is het een uitstalraam van hoe je graag wilt zijn of je je wilt voordoen?'
Pakkender wordt het wanneer een huisvriend - parallel aan haar vertrek - wegglijdt in een terminale ziekte, door Vander Veken met veel inlevingsvermogen opgetekend. Tot het onherroepelijke besef rijst dat het estafettestokje van de generaties moet worden doorgegeven. Kijk hoe de jonge nieuwe bewoners - hier 'het hertenjong' en 'de blonde sprookjesprins' geheten - met fonkelende ogen hun dromen op het huis projecteren. 'Soms vind ik het huis sletterig, dan weer gul, om dezelfde reden: omdat het zomaar anderen in de armen sluit', noteert Vander Veken.
Niettemin zul je haar nooit op klefheid of pathos betrappen, met dank aan haar nuchtere verteltrant. Toch bezit deze cérémonie des adieux een gevoelige charme. Na Zwijgen (2016), waarin ze de getroebleerde oorlogsgeschiedenis van haar ouders onderzocht, toont Vander Veken alweer hoe gewiekst ze de radertjes van de herinnering in beweging kan zetten.
Polis, 252 p., 22,50 euro.
Verberg tekst