In april 1983, ze had zojuist de Pulitzerprijs gewonnen voor de roman The Color Purple, zette ze op haar antwoordapparaat: 'Hallo, hier spreekt een heel vermoeide Alice Walker. Als u belt om me te feliciteren, dank u wel. Als u belt voor een interview, ik ben helemaal uitgepraat. Als u me ergens anders over wilt spreken, laat dan uw naam & nummer achter.'
De quote - te vinden in het pas verschenen Privé-domeindeel Bloesem plukken onder vuur - is de Amerikaanse schrijfster Alice Walker (1944) ten voeten uit: geestig, maar ook nogal vervuld van zichzelf. Tegelijkertijd, een niet ongebruikelijke combinatie, hunkert ze van jongs af aan naar bevestiging. Voor haar geliefden (m/v) blijkt dat niet altijd even makkelijk. Over muzikante Tracy Chapman, met wie ze rond 1995 een verhouding had: 'Ik weet hoe onvoorstelbaar druk ze het heeft, maar het probleem is dat ik gekoesterd wil worden & haar vaardigheid op dat gebied is beperkt.' Over een andere minnares: 'Gezegd teg…Lees verder
In april 1983, ze had zojuist de Pulitzerprijs gewonnen voor de roman The Color Purple, zette ze op haar antwoordapparaat: 'Hallo, hier spreekt een heel vermoeide Alice Walker. Als u belt om me te feliciteren, dank u wel. Als u belt voor een interview, ik ben helemaal uitgepraat. Als u me ergens anders over wilt spreken, laat dan uw naam & nummer achter.'
De quote - te vinden in het pas verschenen Privé-domeindeel Bloesem plukken onder vuur - is de Amerikaanse schrijfster Alice Walker (1944) ten voeten uit: geestig, maar ook nogal vervuld van zichzelf. Tegelijkertijd, een niet ongebruikelijke combinatie, hunkert ze van jongs af aan naar bevestiging. Voor haar geliefden (m/v) blijkt dat niet altijd even makkelijk. Over muzikante Tracy Chapman, met wie ze rond 1995 een verhouding had: 'Ik weet hoe onvoorstelbaar druk ze het heeft, maar het probleem is dat ik gekoesterd wil worden & haar vaardigheid op dat gebied is beperkt.' Over een andere minnares: 'Gezegd tegen Z. dat ik me niet gekoesterd voelde. Ze wist niet wat ze hoorde. Voelde zich gekwetst, net als ik.'
Bepaald indrukwekkend is het ontwaken van Walkers schrijverschap. Terwijl ze welbeschouwd alles tegen had - geboren en getogen als jongste in een groot en straatarm gezin in het diep racistische Zuiden - zette ze vastberaden door. Zelf wijst ze een incident in haar jeugd aan als belangrijkste stimulans. Een van haar broers beschoot haar per ongeluk met een luchtbuks waardoor ze als 8-jarige het zicht in haar rechteroog verloor. Om haar broer te beschermen zei ze tegen haar ouders dat ze op prikkeldraad was gestapt.
Pas veel later hoort ze dat haar vader had geprobeerd een lift te krijgen naar het ziekenhuis, maar dat niemand bereid bleek om een zwarte man mee te nemen. 'Zes jaar lang bedekte het grijze littekenweefsel het grootste deel van de pupil en ruïneerde zo - dacht ik - mijn uiterlijk. Het was gedurende die zes jaar dat er veel nieuwe gevoelens in mij ontwaakten. Die zes jaar hebben een mens van me gemaakt. Die zes jaar - zo ongelofelijk pijnlijk - maakten van mij een schrijver.'
De talentvolle Walker kreeg de kans om met een beurs te studeren. Ze trouwde jong, met een Joodse advocaat uit de burgerrechtenbeweging waarin ze actief was. Aanvankelijk bejubelt ze hem in haar dagboek als 'De Ene' die haar 'voor eeuwig' veroverd heeft en is ze verrukt als ze een dochtertje krijgen. Maar al snel verveelt ze zich bij hem. Volop stort ze zich in de vrije liefde die in de jaren zeventig in progressieve kringen opgeld deed.
Met haar dochter is de verhouding van meet af aan complex. 'Twee dagen met Rebecca, hoe lief ze ook is, is genoeg om me grijze haren te bezorgen.' En: 'Als je echt alleen maar wilt kunnen schrijven, is het moederschap een te zware last.' Nu eens vindt ze Rebecca sprekend lijken op haar Joodse ex-schoonmoeder, aan wie ze een vreselijke hekel heeft, dan weer schrijft ze: 'We zijn vriendinnen aan het worden.' Er zijn perioden waarin ze elkaar amper zien en perioden waarin ze in één bed slapen. Op de ene bladzij: 'Rebecca blijft maar zeggen dat ik tekort ben geschoten in de opvoeding.' Enkele bladzijden verderop noemt ze haar 'precies de dochter die ik wil'.
Aandoenlijk motief in het dagboek: Walkers permanente angst om weer in armoede te vervallen, ook als ze dankzij The Color Purple ruimschoots roem en rijkdom heeft vergaard. Die bezweert ze vooral door voortdurend huizen te kopen die ze afwisselend bewoont. 'Ik bedenk vaak dat het er te veel zijn, hoewel ik ze allemaal goed benut.' In de beste Amerikaanse traditie schenkt ze daarnaast veel aan goede doelen en betoont ze zich gul voor armlastige vriendinnen en vrienden. Haar gekwetstheid is steevast groot als die zich daarvoor niet dankbaar genoeg betonen.
Even aandoenlijk: haar jalousie de métier. 'Heb er de pest over in dat mijn buurman, een leraar Engels, mijn werk niet kent - maar wel Toni Morrison leest, die hij met Steinbeck & Faulkner vergelijkt.' En, over dezelfde schrijfster: 'Er is haar een belangrijke positie aangeboden op Princeton. Ik ben blij dat ze zoveel succes heeft. Het is niet mijn soort succes.' Geen wonder dat 'gemengde gevoelens' haar bestormen als Morrison in 1993 óók nog eens de Nobelprijs voor Literatuur ontvangt.
Minder invoelbaar, althans voor deze lezer, is hoe Walker zich met het stijgen der jaren in toenemende mate wendt tot het new-age-gedachtengoed. Het levert zinnetjes op als: 'Het was vollemaan vannacht. Ik voelde het aan mijn eierstokken.' Steeds vaker richt ze zich tot de hogere machten in het universum. 'Grote Schoonheid, ik dank u. Er is zoveel in mijn leven om dankbaar voor te zijn! Dat ik dingen creëer, net als u!'
Haar activisme - elders door haar fraai gedefinieerd als 'de huur die ik betaal voor het leven op deze planeet' - is wat mij betreft al even onnavolgbaar. Enerzijds investeert ze ruimhartig in campagnes tegen vrouwelijke genitale verminking, anderzijds fellowtravelt ze dikwijls naar Cuba, waar ze op zeker moment bij dictator Fidel Castro zelve op de thee mag komen. Er vloeit geen kritisch woord uit haar pen.
De dagboeken eindigen in januari 2000. In het wat fletse nawoord belooft Walker dat het niet bij dit ene deel zal blijven. Dus zullen we ooit kunnen lezen waarom ze zich in deze eeuw stortte op de Palestijnse Zaak, waarom ze de verzamelde werken van de Britse Holocaust-ontkenner en samenzweringsdenker David Icke van harte aanbeval, waarom ze een nieuwe Hebreeuwse vertaling van The Color Purple verbood en waarom ze een gedicht publiceerde waarin ze de Talmoed aanwees als bron van alle kwaad. Op z'n minst interessant.
★★★★☆
Uit het Engels vertaald door Paul van der Lecq en Pauline Slot. De Arbeiderspers; 634 pagina's; € 34,99.
Verberg tekst